Normbedragen kwijtschelding
Het minimumloon is per 1 juli 2024 met 3,1 procent gestegen en is zo aangepast aan de gemiddelde groei van de cao-lonen. Veel uitkeringen zijn gekoppeld aan het minimumloon. Het gaat om de Participatiewet (Pw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Algemene Ouderdomswet (AOW), de Algemene Nabestaandenwet (Anw), de Wet werk en arbeidsondersteuning Jonggehandicapten (Wajong), de Werkloosheidswet (WW), de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA), de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Ziektewet (ZW) en de Toeslagenwet (TW).
De gewijzigde uitkeringsbedragen in de Participatiewet hebben invloed op de normbedragen die worden gehanteerd bij de berekening van de betalingscapaciteit bij een verzoek om kwijtschelding. Wij hebben voor jou de wijzingen verwerkt in het Involon-normenoverzicht kwijtschelding 1 juli 2024. Voor het normenoverzicht kwijtschelding <klik hier>.
Maximum beslagvrije voet
De wijze waarop de beslagvrije voet wordt berekend hangt af van de hoogte van het inkomen. Er worden drie inkomensgroepen (laag, midden en hoog inkomen) en daarmee drie berekeningswijzen onderscheiden.
Voor de inkomensgroep “hoog” geldt een maximumbedrag als beslagvrije voet (artikel 475da Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering). Als gevolg van de gewijzigde uitkeringsbedragen in de Participatiewet gelden de volgende maximumbedragen van de beslagvrije voet per 1 juli 2024:
Alleenstaande € 2.019,60
Alleenstaande met kind(eren) jonger dan 18 jaar € 2.181,31
Gehuwden zonder kinderen jonger dan 18 jaar € 2.664,91
Gehuwden met kind(eren) jonger dan 18 jaar € 2.775,82.
Leidraad Invordering
Bij besluit van 26 april 2024 is per 1 mei 2024 artikel 25.5.6a in de Leidraad Invordering 2008 toegevoegd: “Bij het vaststellen van de nettowoonlasten, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van de regeling, vermindert de ontvanger het bedrag, genoemd in artikel 17, tweede lid, van de Wet op de huurtoeslag, met € 37,72.”.
De verhoging van de huurtoeslag per 1 januari 2024 dient als inkomensondersteuning en moet de koopkracht van de laagste inkomens verbeteren. Het is onwenselijk dat de verhoging van de huurtoeslag ervoor zorgt dat in bepaalde gevallen belastingschuldigen niet langer in aanmerking komen voor (volledige) kwijtschelding. Hierdoor zou het beoogde effect van inkomensondersteuning niet worden bereikt.
Door de nieuwe bepaling in de Leidraad wordt bij de berekening van de nettowoonlasten de normhuur – wat gezien wordt als de minimale bijdrage van een belastingschuldige –gecorrigeerd met de eigen bijdrage zoals dit ook gedaan wordt in de Wet op de huurtoeslag (WHT). Voor 2024 betekent dit dat de normhuur, die volgt uit artikel 17 WHT wordt gecorrigeerd met € 37,72. Hierdoor wordt de verhoging van de huurtoeslag buiten beschouwing gelaten.
Bij besluit van 24 juni 2024 is per 1 juli 2024 de Leidraad Invordering 2008 op enkele punten technisch en redactioneel gewijzigd. De wijzigingen zijn alleen voor de Belastingdienst van belang. Voor de lokale overheden zijn er per 1 juli 2024 geen inhoudelijke of beleidsmatige wijzigingen te noteren.
Bestuursrechtelijke premie wanbetalers van de zorgverzekering
De bestuursrechtelijke premie die wanbetalers van de zorgverzekering verschuldigd zijn, is per 1 juli 2024 verlaagd van € 175,20 naar € 160,60. Dit is 110% van de gemiddelde nominale premie.
Aanleiding voor deze verlaging is het aangenomen amendement 36410 XVI, nr. 6 van de leden Bikker (CU) en Klaver (GroenLinks-PvdA). Hiermee wordt geld gereserveerd op de begroting van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport om de hoogte van de bestuursrechtelijke premie voor wanbetalers uit de Zorgverzekeringswet te verlagen.
Het maandbedrag voor de bestuursrechtelijke premie voor ambtshalve verzekerden is met deze regeling niet gewijzigd.
Beslagvrij bedrag bij bankbeslag
Zowel bij een executoriaal derdenbeslag als bij toepassing van art. 19, lid 1 Invorderingswet 1990 (de betalingsvordering) geldt voor natuurlijke personen (denk ook aan zzp’ers) een beslagvrij bedrag. Het beslagvrij bedrag is gelijk aan de maximumbedragen van de beslagvrije voet (artikel 475da Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering):
Alleenstaande € 2.019,60
Alleenstaande met kind(eren) jonger dan 18 jaar € 2.181,31
Gehuwden zonder kinderen jonger dan 18 jaar € 2.664,91
Gehuwden met kind(eren) jonger dan 18 jaar € 2.775,82.