Het demissionaire kabinet heeft in de voorjaarsnota een aantal maatregelen aangekondigd die direct verband houden met de gemeentelijke financiën. De opschalingskorting wordt definitief afgeschaft. Dat blijkt uit de voorjaarsnota die het demissionair kabinet vandaag vervroegd aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. De nieuwe financieringssystematiek voor decentrale overheden, waarbij het gemeente- en provinciefonds wordt geïndexeerd op basis van het bruto binnenlands product, gaat al dit jaar in en niet pas in 2027.
Opschalingskorting wordt definitief afgeschaft
De opschalingskorting werd in 2015 ingevoerd als prikkel voor gemeenten om te fuseren. Het idee van het toenmalige kabinet was dat grotere gemeenten veel schaalvoordelen hebben, dus dat een korting op het gemeentefonds gerechtvaardigd was. In die tijd wilde het rijk nog toe naar een systeem met alleen maar 100.000-plus gemeenten, maar die beleidsambitie werd al snel losgelaten. De opschalingskorting, oplopende tot bijna een miljard in 2025, bleef wel. Sinds 2020 is de opschalingskorting bevroren.
De gepauzeerde opschalingskorting zou in 2026 terugkeren, maar gemeenten en veel landelijke partijen roepen al langer op tot het volledig afschaffen ervan. In de voorjaarsnota bevestigt het demissionair kabinet dat in overleg met de VNG het IPO en de waterschappen inderdaad zo besloten is. Het rijk geeft daarom vanaf 2026 structureel 715 miljoen extra aan decentrale overheden.
Nieuwe financieringssystematiek wordt eerder ingevoerd
In combinatie met het besluit om de opschalingskorting af te schaffen maakt het demissionair kabinet in de voorjaarsnota ook bekend dat de nieuwe financieringssystematiek voor het gemeente- en provinciefonds al dit jaar wordt ingevoerd. Tot op heden was het ingangsjaar 2027, wat zou leiden tot een terugval van middelen in 2026 van 2 miljard ten opzichte van 2025. Daarom werd 2026 ook wel het ravijnjaar genoemd.
Omdat dit invloed heeft op de lopend begroting van gemeenten en provincies is besloten de impact voor 2024 volledig, en voor 2025 deels te dempen. Ook voor 2026 tot en met 2029 vindt compensatie plaats. Deze is zodanig dat dit per saldo voor de periode 2026 tot en met 2029 resulteert in een plus van 675 miljoen euro voor gemeenten en 44 miljoen euro voor provincies. Echter leidt de gedeeltelijke compensatie in 2025 tot een verlaging van 675 miljoen.
Volgens het demissionair kabinet kunnen praktisch alle gemeenten de incidentele korting van 675 miljoen op het gemeentefonds in 2025 opvangen. Dat standpunt baseert het kabinet op de flink gegroeide gemeentelijke reserves van de afgelopen jaren.
Conclusie
Concluderend kunnen we stellen dat de financiën van lokale overheden sterk in beweging zijn. Veel gemeenten waren zich al aan het voorbereiden op het genereren van meer inkomsten uit de lokale heffingen en worden daarbij ondersteund door Involon. Voor 2026 zal dit voor veel gemeenten onverminderd urgent blijven.