Belastingen

Hoge Raad vindt dat persoonlijke omstandigheden wel meewegen

Actualiteit

In een recente zaak heeft de Hoge Raad de uitspraak van de Rechtbank Den Haag vernietigd, waarin het beroep van een belanghebbende tegen naheffingsaanslagen parkeerbelasting niet-ontvankelijk werd verklaard vanwege termijnoverschrijding.

De zaak biedt een interessante overweging van de regels rondom termijnoverschrijding in bestuurszaken, met bijzondere aandacht voor persoonlijke omstandigheden van de betrokken partij.

Aanleiding en procedure

De belanghebbende kreeg van de gemeente Den Haag zes naheffingsaanslagen voor parkeerbelasting opgelegd. Nadat zij bezwaar had ingediend, werd dit bezwaar ongegrond verklaard. De termijn voor het instellen van beroep tegen de uitspraak op bezwaar eindigde op 13 december 2021. Echter, het beroepschrift werd pas op 9 maart 2022 ontvangen, meer dan drie maanden na de afloop van de termijn.

De belanghebbende voerde aan dat de termijnoverschrijding het gevolg was van persoonlijke omstandigheden. Ze was, samen met haar gezin, het slachtoffer van ernstige bedreigingen door hangjongeren, waarbij hun ruiten regelmatig werden ingegooid en zelfs halve bakstenen naar haar kinderen werden gegooid. Door deze bedreigingen besloot zij met haar gezin te vluchten naar een andere gemeente, waarbij zij haar verblijf daar geheim moest houden. In deze periode was zij in een ‘overlevingsmodus’ en kreeg ze langdurig ziektewetuitkeringen. Gezien deze omstandigheden stelde de belanghebbende dat het voor haar onmogelijk was om tijdig beroep in te stellen.

Oordeel van de Rechtbank

De Rechtbank Den Haag verklaarde het beroep niet-ontvankelijk op grond van de termijnoverschrijding. Ze erkende de ernstige situatie van belanghebbende, maar oordeelde dat de overschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank baseerde zich hierbij op de strikte interpretatie van artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als het na de termijn wordt ingediend, tenzij het voor de indiener redelijkerwijs niet mogelijk was om het tijdig in te dienen.

De Rechtbank stelde dat, hoewel de situatie van de belanghebbende moeilijk was, er geen bewijs was dat zij daadwerkelijk in een situatie verkeerde waarin het voor haar onmogelijk was om tijdig beroep in te stellen. Bovendien, als zij dat niet zelf kon, had ze iemand kunnen vragen om haar bij te staan.

Beoordeling door de Hoge Raad

In cassatie oordeelt de Hoge Raad anders. De Raad benadrukt dat de Rechtbank een te strikte uitleg heeft gegeven van artikel 6:11 Awb. Volgens dit artikel kan een termijnoverschrijding verschoonbaar zijn als de belanghebbende niet verantwoordelijk is voor de vertraging en de omstandigheid die de termijnoverschrijding veroorzaakte, niet langer aanwezig is.

De Hoge Raad stelt dat in dergelijke gevallen ook de redelijkheid van het handelen van de belanghebbende in aanmerking moet worden genomen. Dit betekent dat niet alleen de fysieke onmogelijkheid om een beroepschrift in te dienen relevant is, maar ook of van de belanghebbende redelijkerwijs verwacht kon worden dat zij binnen de termijn zou reageren. In dit geval, gezien de persoonlijke situatie van belanghebbende, oordeelde de Hoge Raad dat het voor haar redelijkerwijs niet mogelijk was om tijdig beroep in te stellen. Er was dan ook geen sprake van verwijtbaarheid voor de termijnoverschrijding.

De Hoge Raad vernietigd de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het verzet gegrond. De zaak moet nu opnieuw worden beoordeeld met inachtneming van deze overwegingen.

Zie voor de volledige uitspraak: ECLI:NL:HR:2024:515

Jur is sinds 2016 werkzaam in de lokale belastingen en is adviseur en docent bij Involon. Hij is een gedreven adviseur met ervaring in het coördineren en aansturen van de belastingen en WOZ-afdelingen bij diverse gemeenten. Jur is werkzaam op het gebied van heffen en rechtsbescherming. Van de belastingverordening tot het voeren van procedures bij de rechtbank tot en met de Hoge Raad. Jur is onze specialist op het gebied van de parkeerbelasting. Of het nu gaat om procesverbeteringen of juridische vraagstukken, bij hem kan je terecht.
Jur is docent op het onderdelen belastingverordening, diverse gemeentelijke- en waterschapsbelastingen en rechtsbescherming.

Gerelateerde artikelen

Belastingen
Update 9 januari 2025 Leesbare Leidraad Invordering

De ‘Leesbare leidraad invordering´ heeft de afgelopen weken enorme belangstelling gewekt bij lokale belastingorganisaties. Het belang van een helder en begrijpelijk beleid wordt breed onderschreven. Het probleem De huidige leidraad invordering, die grotendeels...

Belastingen
De Wet Herwaardering Proceskostenvergoedingen is geen discriminatie

Actualiteit: Op 1 januari 2024 trad de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen in werking, met als doel het tegengaan van misbruik van proceskostenvergoedingen in WOZ- en bpm-zaken door no-cure-no-pay-gemachtigden. De wet introduceert een lager vergoedingstarief...

Belastingen
Wijzigingen invordering en kwijtschelding 1 januari 2025

Normbedragen kwijtscheldingHet bruto wettelijk minimumloon per 1 januari 2025 is vastgesteld op € 2.191,80 per maand, exclusief vakantiegeld. In verband hiermee wordt het nettominimum-loon, als bedoeld in artikel 37 van de Participatiewet, per...

Belastingen
Tarieven Kostenwet 2025

In de ‘Kostenwet Invordering Rijksbelastingen’ (de Kostenwet) zijn tarieven voor vervolgingsactiviteiten opgenomen. Deze tarieven dienen als dekking voor de kosten van vervolgingsmaatregelen die moeten worden genomen om belastingschuldigen die nalatig zijn met betrekking...