Gisteren is het hoofdlijnenakkoord gepresenteerd. Onze eerste indruk is dat dit een grote impact kan gaan hebben op lokale overheden. Hoewel er nog veel onduidelijk is over de invulling van het hoofdlijnenakkoord zijn er een aantal onderwerpen die de gemeenten en andere overheden direct raken in hun dagelijkse werkzaamheden.
OZB-tarieven gemaximeerd
Het staat de gemeenten op dit moment vrij om de OZB jaarlijks te verhogen. Hier gaat volgens het hoofdlijnenakkoord verandering in komen. Hoe ze dit willen gaan doen? Door afspraken te maken met gemeenten. Wat deze afspraken zijn en wat de maximering precies inhoud blijft vooralsnog onduidelijk.
Een gemaximeerd tarief is niet een nieuwe uitvinding van dit kabinet. In 2006 en 2007 golden er ook al maximumtarieven voor de OZB. Dit werd in 2008 weer afgeschaft. Het argument was dat gemeenten moeten kunnen terugvallen op voldoende eigen belastinginkomsten en financiële ruimte zodat gemeenten maatwerk kunnen bieden voor de lokale vraagstukken.
Met deze nieuwe poging om de OZB-tarieven te gaan maximeren tornt de coalitie aan deze autonomie van de gemeenten, dit terwijl deze autonomie verankerd is in de Grondwet (art. 124 Grondwet). Het zou toch een politieke keuze op lokaal niveau moeten zijn hoe de gemeenten haar financiën regelt.
Aanpassing uitkering Gemeentefonds
Maar het belang van de OZB-tarieven strekt verder dan alleen de mogelijkheid om zelf te bepalen waar en hoe een gemeente geld ophaalt. Ook de hoogte van de algemene uitkering uit het Gemeentefonds van een gemeente hangt onder andere af van de zogenoemde ‘OZB-belastingcapaciteit. De gedachte is: hoe meer geld een gemeente aan OZB kan ontvangen, des te minder hebben zij nodig uit het Gemeentefonds. In het hoofdlijnenakkoord wordt wel voorgesteld om veel van de specifieke uitkeringen naar de algemene uitkering over te hevelen. Dit zou de gemeenten weer meer autonomie moeten geven, maar daarbij wordt wel een bezuiniging van 638 miljoeneuro voorgesteld op het totaal van deze uitkeringen voor het gemeenten en provinciefonds.
Gemeenten zagen al een tekort in de begroting ontstaan in 2026, het zogenoemde ravijnjaar, dat nu waarschijnlijk nog groter zal worden. Met als gevolg dat er straks geen geld over is om niet noodzakelijke voorzieningen nog in stand te houden. Of betekent dit de wederopstanding van de hondenbelasting om het zwembad open te kunnen houden?
Gemeenten zullen moeten gaan onderzoeken welke andere mogelijkheden ze hebben om de algemene middelen op pijl te houden om hun taken goed te kunnen blijven uitvoeren als deze plannen inderdaad worden doorgevoerd. Het lijkt dan ook een onverstandige keuze om op deze manier in te grijpen in de lokale politiek.
Aanmanings- en incassokosten
Een ander punt dat in het hoofdlijnenakkoord staat is dat de aanmanings- en incassokosten van de overheid fors omlaaggaan. Een nadere uitwerking of budgettaire gevolgen worden verder niet gespecificeerd waardoor het onduidelijk is of dit ook voor de invorderingskosten van belastingen gaat gelden. Maar als dit ook voor Kostenwet invordering rijksbelastingen gaat gelden dan kan dat grote gevolgen hebben voor gemeenten, waterschappen en belastingsamenwerkingen. De invorderingskosten zijn een belangrijke inkomstenbron waarmee de invorderings- en andere belastingwerkzaamheden worden bekostigd. Met name voor belastingsamenwerkingen kan dit grote gevolgen hebben. Voor hen zijn de invorderingskosten een belangrijke (soms zelfs de belangrijkste) inkomstenbron. Stel deze worden fors verlaagd met bijvoorbeeld 30% dan zullen gemeenten en waterschappen dat moeten aanvullen. En dat terwijl met name gemeenten al structureel geld te kort komen door bezuinigingen op het gemeentefonds.
De uitwerking van het maximeren van de OZB en de verlaging van invorderingskosten is nog zeer onduidelijk, maar kan grote consequenties hebben voor de autonomie van gemeenten en financiën van gemeenten, waterschappen en belastingsamenwerkingen.