Actualiteit: In 2022 kreeg een automobilist een naheffingsaanslag van € 66,50, terwijl het eerste uur parkeren gratis was. Belanghebbende had zijn voertuig niet aangemeld en de heffingsambtenaar heeft een naheffingsaanslag opgelegd. Het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden zet een streep door de naheffing. Als er geen naheffing plaatsvindt (nultarief), dan kunnen er ook geen kosten in rekening worden gebracht in de zin van art. 234 lid 5 Gemeentewet.
Ontstaan van het geschil
Op 22 juli 2022 stond de auto van de belanghebbende aan de a-straat geparkeerd. Volgens de verordening parkeerbelasting en het aanwijsbesluit betaald parkeren is het eerste parkeer uur daar gratis. Omdat het voertuig niet was aangemeld bij de parkeermeter, kreeg hij een naheffingsaanslag van € 66,50. Opvallend genoeg betrof dit bedrag uitsluitend kosten; er werd geen parkeerbelasting nageheven. Volgens de heffingsambtenaar had belanghebbende zijn auto aan de a-straat geparkeerd zonder voldoende parkeerbelasting te voldoen. De auto stond daar langer dan één uur geparkeerd. Het tarief voor het eerste uur parkeren is nihil en vanaf het tweede uur geldt een tarief van € 1,00.
De gemachtigde van belanghebbende maakte bezwaar tegen de naheffingsaanslag, maar dit werd op 3 maart 2023 ongegrond verklaard. Vervolgens stelde hij beroep in bij de rechtbank, die het beroep eveneens ongegrond verklaarde. Hierop volgde hoger beroep, waarin de belanghebbende diverse bezwaren naar voren bracht.
Kern van het geschil
De centrale juridische vraag was of een naheffingsaanslag die uitsluitend uit kosten bestaat, kan worden opgelegd op grond van artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). De belanghebbende betoogde dat dit niet het geval is, aangezien artikel 20 AWR uitsluitend ziet op het naheffen van niet-betaalde belasting, en dus niet op het afzonderlijk opleggen van kosten.
Oordeel van het hof
Het hof stelde de belanghebbende in het gelijk. In de beoordeling werd vastgesteld dat de heffingsambtenaar in feite geen belasting had nageheven, aangezien het bedrag van de naheffingsaanslag volledig uit kosten bestond. Daarmee ontbreekt de wettelijke grondslag in artikel 20 AWR voor het opleggen van de naheffingsaanslag. De verplichting tot aangifte wordt in de wet immers onderscheiden van de verplichting tot betaling. De enkele omstandigheid dat belanghebbende geen parkeerapparatuur had geactiveerd, levert dus nog geen bevoegdheid tot naheffing op.
Ook het argument dat wél het tarief van het tweede uur had kunnen worden nageheven, werd verworpen, aangezien de heffingsambtenaar dit in werkelijkheid niet heeft gedaan. Had hij dit wel gedaan, dan had hij op grond van artikel 234 lid 3 en 5 Gemw wel een naheffingsaanslag kunnen opleggen.
Conclusie
Deze lezing van het gerechtshof kan vergaande gevolgen hebben voor een klantvriendelijke parkeerregulering van gemeenten. Een eerste uur gratis parkeren aanbieden wordt praktisch onuitvoerbaar door deze uitspraak. Dat kan alleen nog als de gemeente bij elke naheffing kan aantonen dat er sprake is van meer dan één uur parkeren.
Een oplossing voor de gemeenten is het invoeren van een symbolisch tarief van 5 cent of het invoeren van een blauwe zone en strafrechtelijke handhaving via Wet Mulder.
Wil je ook alles leren over Parkeerbelasting en op de hoogte zijn van de laatste actuele ontwikkelingen? Schrijf je dan nu in voor onze Workshop Parkeerbelastingen 2025. Deze is al op 12 mei!